Het was al weer een tijd geleden.
Leefbaar Rotterdam had me gevraagd een reclamespotje in te spreken en op de weg terug in de metro had ik een korte voor mij emotionele ontmoeting.
Ik leerde Awatief kennen als een doorsnee brugklasser. Haar vader had haar bewust naar de 'zwarte' Wolfert van Borselen scholengemeenschap gestuurd, ondanks dat ze in Kralingen woonde.
Aan het einde van een klassenavond kwam ze wat beteuterd naar me toe en vertelde dat ze bang was. ''Waarvoor,” vroeg ik?
''Ik durf niet over het donkere pad beneden aan de Oostzeedijk naar huis te lopen meneer”, vertelde ze.
Ik kende ondertussen het klappen van de islamitische zweep dus ik zei: ''Bel maar even naar huis of je met mij mee mag rijden. Dan breng ik je wel thuis.”
Het mocht niet vertelde ze met tranen in haar ogen.
''We doen het als volgt meid. Als je uit de tram stapt zie je beneden aan de dijk een oranje auto. Daar zit ik in en dan rijd ik achter je aan tot je binnen bent,” zei ik en zo gebeurde het.
Racist?
Ze redde het niet bij ons en een paar jaar later (2002) kwam ik haar weer tegen in de metro. Enthousiast kwam ze tegenover me zitten en vertelde over haar nieuwe school en dat ze me op de televisie gezien had. ''U bent bij die Fortuyn, hè meneer,'' vroeg ze. ''Ze zeggen dat hij een racist is.”
''Wat denk jij, Awatief?”
''Natuurlijk niet meneer, want u bent erbij.”
Een heerlijk moment in een best moeilijke tijd.
Liefde
Enkele jaren later kwam ik haar tot mijn verrassing - met haar onafscheidelijke hoofddoek - tegen achter de bar van een voetbalkantine, waar een familiefeest gegeven werd.
''Ik heb verkering met Rob,” vertelde ze trots. Eraan toevoegend ''maar mijn vader wil het niet.”
''Hoe gaat dat dan?'' vroeg ik.
''Hij brengt me altijd om elf uur thuis meneer en verder... ja, u weet hoe dat bij ons gaat.”
''Dan moet Rob wel erg veel van je houden,” meende ik uit de grond van mijn hart.
De glimlach van Awatief vertelde me dat het wederzijds was.
''Die stakkers verspillen de mooiste tijd van hun leven door die verdomde godsdienst,” fluisterde ik Nel, mijn vrouw, hoofdschuddend in haar oor.
Happy end
Een paar jaar later zat een moeder met een peuter en kleuter voor me in de metro. Haar prachtig glimmende donkere krullen hingen over haar schouders. Toen ze bij station Capelsebrug uitstapte, herkenden we elkaar: ''Meneer Sørensen,” zei ze en omhelsde me.
Ik stapte ook uit en hoorde dat ze een gelukkige huisvrouw was geworden.
Awatief, een trotse mooie moeder van Marokkaanse komaf die de knellende banden van haar religie had afgegooid. Het kan dus.
Toen ik alleen verder reed merkte ik dat ik ontroerd was.