De triomf van een alarm thuis is dat die inderdaad een keer afgaat en wanneer dat midden in de nacht is, weet u ook meteen waar uw hart zit, links of rechts.
Bij ons thuis waren we terdege op die eerste keer voorbereid; daar schaf je namelijk ook een alarm voor aan. Onder het bed lag een broodmes, waarmee ik volgens het afgesproken scenario de trap zou afdalen.
Jack de Ripper hoogbejaard in een Undiemeister.
Afspraak was ook dat we de sirene de maximale tijd zouden laten loeien. We kenden het geluid, zodat het ons inziens wel een erg dove inbreker moest zijn wilde hij die herrie negeren.
Bovendien kenden we de knop voor nog eens drie minuten toegift, dus vanaf de eerste gezamenlijke oefening sliepen we tot de tanden toe gewapend in afwachting van de gebeurtenissen waarvan we wisten dat die in dit verwaarloosde land eens zouden volgen en vorige week was ’t zover.
Het was alsof de wereld verging.
Mocht u altijd gedacht hebben dat uw hart links zat, dan kan ik u thans vertellen dat het in werkelijkheid rechts zit. Tien seconden later vermoedt u dat het alsnog links zit en eenmaal als een krijger met het mes tussen de tanden ontstaat de aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dat uw hart aan beide kanten klopt en er zijn zelfs fracties van seconden dat het helemaal niet klopt, wat onder die omstandigheden een enorme teleurstelling is.
Je staat daar als ouwe vent in je onderbroek en je kent je eigen lichaam niet. Ze hebben het wel eens over daadkracht en lef (de Mos) en verzoening (Kuzu), maar laat ik dan dit zeggen tegen Klaver, Kaag en al die lieve sufkezen: koop een alarm en laat ‘m afgaan, dan weet je meteen hoeveel praktijk met theorie verschilt.
Vraag het mijn vrouw. In haar hoofd was het nummer van de alarmcentrale volledig weggewist, terwijl we wisten dat we het zouden moeten bellen. Het mes lag niet op z’n plek. M’n slippers waren zoek. Basjas in de was. Dus zelfs in doodsnood hadden we nog bonje. En toen mijn vrouw eindelijk het nummer wel had, was het in gesprek, omdat de centrale ons belde.
Ik zag bovendien wat u niet zag, ik zag het demasqué van een oud marinier met witte beentjes en knikkende knieën, een signalement van rechtstreekse overgave.
Vanuit zijn mand keek de hond met één oog toe en geeuwde: wat is hier in godsnaam aan de hand?
Niks. Want het regende in.
Drie kwartier later arriveerde de surveillance vanwege een troosteloze onderbezetting. Ze troffen me aan naast een tweede fles lege wijn. Toen wist ik het zeker. In dit land zijn we kansloos.