Fieldlab-reünie, lachen. Gelijk losse handjes

21 April 2021, 01:16 uur
Columns
mainImage

Mijn oude lagere school organiseerde een testsamenlevingsreünie op het bewaard gebleven schoolplein en ik had mijn schoolrapport meegenomen. Toen ik het liet zien, begrepen ze niet dat ik dat durfde.

Bij nader inzien had ik het inderdaad beter eerst even thuis in kunnen kijken. Maar gelukkig deed een even oud meisje het meteen ouderwets in haar broek van het lachen, dus er was godzijdank na drie generaties niks veranderd.

Ik herkende haar overigens niet, maar dat kwam omdat onze school in 1952 een jongens- en meisjesgebouw had. Daartussen stond op het plein een houtenmuur. Nida en Denk zaniken businesswise wel eens over het gebrek aan inclusie, maar het was kort na de oorlog tussen de witte jonge Rotterdammertjes ook geen close harmonie.

Raar eigenlijk, want je was als jongen tot je twaalfde redelijk ongevaarlijk. Op die ene ouwe jongen na die uitgerekend als enige bij de reünie z’n vrouw had meegebracht. Dat doet ie geen tweede keer meer.

Het oudere meisje had bij de reünie een verschoning meegenomen. Dat zei ze ook. Ze wist dat ze ging lachen. Ze vond het alleen vervelend dat ze er al in het eerste uur bij het inzien van mijn rapport gebruik van moest maken. Het vervulde me met trots dat ik op mijn leeftijd de schuldige was. ’s Avonds gelijk mijn kleinzoon gebeld.

Ik volbracht de lagere school in zes afgesproken jaren: 1952-1958. Dat kon op de reünie niet van iedereen worden gezegd. Er hing de gehele Fieldlabmiddag een meedogenloos kaartje om onze nek met daarop naam en twee jaartallen. Het eerste jaar gaf aan wanneer je tot de school was toegetreden en op het laatste stond meedogenloos wanneer je de lagere school had verlaten. Je kon elkaar zodoende godsonmogelijk straffeloos passeren. Er waren erbij die de hele middag voor lul liepen.

Geen probleem, want ze waren allemaal voor de eerste keer gevaccineerd. Bovendien met Pfizer, dus ze wisten van gekkigheid niet hoe ze hun blijdschap daarover ondergeschikt moesten maken aan die paar extra jaren lagere school vanwege luizige onvoldoendes voor schoonschrijven, godsdienst en zingen, destijds belachelijke onderdelen van het naoorlogse basisonderwijs.

Het oude meisje met die natte broek had trouwens met eigen handschrift een correctie toegepast op haar jaartalkaartje. Achter haar einddatum 1962 – terwijl 1958 gangbaar was – had ze eigenhandig gekalkt: plus minus. Je hebt oma’s die nog heel origineel zijn.

Reünies zijn aangenaam, want je spreekt elkaar aan op een gezamenlijke herinnering. De actualiteit speelt geen rol. Alles wat daartussen zit is reukloos. Dat is tevens het gevaarlijke aan zo’n reünie. Ik zag bijvoorbeeld hoe een oud jongetje heel spontaan, in een reflex van oude kinderliefde, in het voorbijgaan, een somber kijkend oud meisje een tikje gaf op haar achterste. Hij was compleet vergeten dat het 2021 was en dat zij wellicht D66 stemde. Maar gelukkig knapte zij er juist zienderogen enorm van op.

Dat kan ook, hè.

We zeikstralen wel eens over de aanraking als wederzijds jeugdkenmerk, maar bij onze reünie was het zeer gewenst. Het oude meisje fleurde er zelfs zó van op dat je kon zien dat ze er eigenlijk voor gekomen was. En zelfs met een blinddoek voor had ze waarschijnlijk geweten wie er verantwoordelijk voor was. Bij reünies met jongens en meisjes met een gezamenlijke herinnering hou je dat ook niet tegen. De tijd staat gewoon even stil.

Maar dat kan je extreem linkse huilmeisjes zoals Anne Fleur Dekker, die zonder humor en aandacht zijn opgegroeid, nooit aan hun verstand brengen.