Het personeel van Disney heeft van de hoogste baas te horen gekregen dat ze vanaf 1 maart weer vier dagen per week op ’t werk wordt verwacht. Thuis werken - sinds corona ‘het nieuwe normaal’ werd eerder bij Apple, Uber en Twitter al teruggedraaid. Tja, die idioot van Twitter is een buitencategorie, maar in Amerika zijn ze nu eenmaal op de meeste gebieden wat voortvarender.
Er zijn uiteraard banen waarbij ’t letterlijk niets uitmaakt of iemand op kantoor, thuis of aan het strand van Bali zit. Er moet dan gewoon een bepaalde hoeveelheid werk worden verricht, een klus worden geklaard, waarbij ’t er niet toe doet waar en wanneer dat gebeurt. Als het maar op tijd klaar is. Mensen werkzaam in de IT kunnen daarvan meepraten; zolang de internetverbinding maar goed functioneert.
Disney-baas Robert Iger hecht echter grote waarde aan de verbinding, observatie en creativiteit die ontstaat wanneer collega’s elkaar fysiek ontmoeten. Hij ziet creativiteit als ‘het hart en de ziel van wie we zijn en wat we doen bij Disney’.
Luidruchtig
In mijn tijd bij de krant zaten we met meer dan 100 journalisten op één grote redactiezaal. De eerste jaren werkten we nog niet op computers, maar op luidruchtige tikmachines waar aan het eind van elke regel een belletje klonk. Op de achtergrond rinkelden continu evenzovele telefoons, ratelden ook nog permanent vier telexapparaten en zelfs de koffieautomaat was alles behalve geruisloos.
Uit hun vel springende chefs waren ook nog de normaalste zaak van de wereld, evenals scheldende, lachende en huilende collega’s. De altijd aanwezige tijdsdruk - onlosmakelijk verbonden met nieuwsvoorziening - deed de emoties nu eenmaal soms hoog oplopen. Zodra de krant van de persen rolde, was de stress weer voorbij en ontspanden we met elkaar in de kroeg. Het begrip grensoverschrijdend gedrag of onveilige werkomgeving moest nog worden uitgevonden.
Buitenstaanders verbaasden zich er vaak over hoe een mens in die kakofonie van geluiden, de permanente spanning en stress kon werken. En dan zwijg ik nog over de ons omringende sigarettenrook. Maar ik zie mezelf weer niet 50 meter onder de grond steenkolen hakken of 20 meter hoog nieuwe dakpannen leggen. We hebben allemaal zo onze sterke en zwakke kanten.
Thuis
Een halve eeuw geleden was het binnen one beroepsgroep al de normaalste zaak van de wereld om nu en dan thuis te blijven werken. Als je aan een moeilijk verhaal werkte, als je onderwijl in alle rust naslagwerken wilde raadplegen of met bronnen wilde telefoneren die het niet waardeerden als iedereen op de redactie kon begrijpen wie ze waren. Elke journalist had thuis een schrijfmachine, later een pc, en een woordenboek.
Maar dat thuis schrijven gebeurde bij uitzondering. Het liefst werkte je toch op de redactie. Waar je kon geinen met je collega’s, waar je raad kon vragen, waar je iemand kon verleiden even met je mee te lezen. Even te sparren. Waar je - als je creatief vastliep - een kwartiertje slap kon ouwehoeren bij de koffieautomaat, je gedachten kon verzetten bij de pingpongtafel of wat flirten met de secretaresses van de hoofdredactie.
Dus ik snap die Disney-baas wel. Op het werk is er interactie, kunnen spontaan de wildste plannen ontkiemen, de geweldigste ideeën groeien. Heel vaak verzanden die weer, omdat ze te duur, te tijdrovend of gewoon onmogelijk zijn, maar al blijkt er maar één op de honderd bruikbaar, dan is dat toch pure winst.
Ook praktisch gezien is ’t prettig als mensen gewoon op kantoor aanwezig zijn. Bij plots opdoemende werkzaamheden, kan de chef snel iemand inzetten. “Laat dat maar even liggen, hier moet nu iemand onmiddellijk mee aan de slag”. Of: “Kun jij dit even overnemen, de collega die het zou doen is zojuist ziek naar huis gegaan.” De organisatie is flexibel. Kan elke calamiteit aan.
Deeltijd
Maar de tijden zijn veranderd. Naarmate het deeltijd werken oprukte, een bijna Grondwettelijk recht werd, veranderde in veel organisaties de omstandigheden op het werk. Om maar te zwijgen van de onderlinge samenhang. Tijdrovende overdrachten, miscommunicatie, uitstel en afstel. Een collega die drie dagen per week werkte en voor een interview naar Parijs moest, was twee dagen op pad en ging het verhaal de volgende dag thuis uitwerken. Die zag je dus een hele week niet.
De techniek deed de rest. De mobiele telefoon maakte iedereen waar dan ook bereikbaar. De laptop zorgde ervoor dat de werkplek er niet meer toe deed. In mijn laatste jaren bij een klein weekblad, zat ik als leidinggevende soms hele dagen alleen met een secretaresse en een vormgever. De rest werkte thuis of werkte helemaal niet, want: deeltijd.
Van het familiegevoel, de vriendschap, de creatieve uitwisseling, het idee samen iets tot stand te brengen bleef steeds minder over. En dan had je natuurlijk ook nog de lapzwansen, de profiteurs. Als ze op het werk aanwezig waren, kon je nog wel eens opmerken dat ze nu wel lang genoeg met Facebook of Candy Crush in de weer waren geweest. Dat het misschien ook wel fijn was als er die dag nog wat arbeid werd verricht.
Maar bij het thuis werken onder corona, was elke controle zoek. Kon er ‘in de baas z’n tijd’ worden geschnabbeld voor andere opdrachtgevers, werd er lucratieve eigen projectjes uitgevoerd of simpelweg met behoud van salaris geluierd in een ligstoel in de tuin.
Is dat wantrouwend? Nee hoor. Dat heet ervaring. Elke leidinggevende kan erover meepraten. De meeste mensen deugen. Die hebben hart voor de zaak, plezier in hun werk en arbeidsethos. Maar in elke mand zitten nu eenmaal een paar rotte appels. Die sturen tijdens corona hun schaarse bijdragen naar een server die al maanden buiten werking is. “Oh, echt? Dat wist ik niet”. Die keren terug op kantoor met een bruine kop alsof ze de afgelopen tijd strandwacht op Bonaire zijn geweest.
Dus ik snap die Robert Iger van Disney wel. Ben benieuwd wanneer zijn kop eraf wordt gehakt, omdat de lapzwansen zich verenigen en hem als tiran wegzetten. Daarna komt er dan een zachte heelmeester. En we weten: die maken stinkende wonden.