De fragiele vrijheid van spreken in 2025

23 June 2025, 17:59 uur
Landelijk
mainImage
Pexels

Er was een tijd dat een grap gewoon een grap was. Een misser kon gênant zijn, maar zelden fataal. Nu hangt er bij elke zin die je uitspreekt een onzichtbare disclaimer in de lucht. “Dat mag je niet zeggen.” “Dat is problematisch.” “Dat is kwetsend.” We leven in 2025, in een samenleving waarin woorden gewicht hebben gekregen. Niet alleen semantisch, maar ook sociaal, politiek, digitaal. En dat voelt soms als lopen op eierschalen, vooral als je cabaretier, docent of gewoon iemand met een mening bent.

Gen Z: opgegroeid in een wereld van zichtbaarheid
Om te begrijpen waarom het debat over ‘wat je nog mag zeggen’ zo verhit is, moet je kijken naar Generatie Z. Deze jongeren, geboren grofweg tussen 1997 en 2010, groeiden op met een telefoon in de hand en een moreel kompas dat meebeweegt met algoritmes en hashtags. Ze zijn gevoelig voor onrecht, hyperbewust van sociale ongelijkheid en gewend aan directe toegang tot wereldwijde nieuwsfeeds.
 
Maar die gevoeligheid heeft ook een keerzijde. Uit recent onderzoek aan de Erasmus Universiteit blijkt dat veel Gen Z'ers een verhoogde angst hebben om te kwetsen en tegelijkertijd zelf snel gekwetst zijn. In interviews noemen ze zichzelf ‘open-minded’, maar ook ‘radicaal verdeeld’. Ze zijn activistisch en angstig. Moreel scherp en overprikkeld. Die dubbelheid is cruciaal om te begrijpen waarom de ruimte voor vrije meningsuiting steeds nauwer aanvoelt.

Wat is er veranderd?
In plaats van te vragen: “Mag dit gezegd worden?” vragen steeds meer mensen: “Hoe wordt dit ontvangen?” De focus is verschoven van intentie naar impact. Dat klinkt nobel – zeker voor minderheden die historisch systematisch zijn uitgesloten – maar het maakt ook onzeker. Want de impact is subjectief. Wat voor de een een rake grap is, is voor de ander een microagressie. En wie bepaalt dan wat wel of niet kan?
 
Die verschuiving zie je scherp terug in de cultuursector. Cabaretiers klagen dat hun shows constant worden ‘gescand’ op kwetsende uitspraken. Oude fragmenten van Youp van ’t Hek of Hans Teeuwen gaan viraal met commentaren als “niet meer van deze tijd.” Sommigen beweren dat dit censuur is. Anderen spreken van noodzakelijke evolutie. Feit is: humor is zijn onschuld kwijt.

De paradox van hyperbewustzijn
Ironisch genoeg is deze ontwikkeling niet ontstaan uit politieke ideologie, maar uit een diep menselijk verlangen: gezien worden. Veel Gen Z’ers, opgegroeid in een digitaal doolhof van identiteit, veiligheid en zichtbaarheid, willen simpelweg dat hun ervaringen serieus worden genomen. Een grap over huidskleur, gender of mentale gezondheid raakt anders als je zelf dagelijks met uitsluiting te maken hebt.
 
Maar dat verlangen botst met een ander mensenrecht: het recht om te zeggen wat je denkt, zonder bang te zijn voor reputatieverlies of digitale steniging. Wat eerst gold voor politici en beroemdheden, geldt nu ook voor studenten, leraren of freelancers. Eén ongelukkige opmerking – uit context gehaald, gedeeld, gelabeld – en je bent persona non grata. Het gevolg? Zelfcensuur.

Waar kun je nog gewoon iets zeggen?
De plekken worden schaarser. En een deel van de oplossing ligt in de nuancering. Zoals een speler bij het Cookie Casino Netherlands zelf bepaalt hoe vaak hij alle bonussen inzet, zo moet ook in het gesprek ruimte zijn voor zelfregulatie zonder externe straf. Een casino zonder limieten is gevaarlijk – maar een casino dat bij elke inzet ‘pas op!’ roept, is onbruikbaar. Dat geldt ook voor taal.

Slotgedachte
Wat we nu meemaken is geen cultuurstrijd, maar een cultuurvernieuwing. Pijnlijk, chaotisch, soms betuttelend – maar onvermijdelijk. De vraag is niet of we terug kunnen naar vroeger. De vraag is of we vooruit kunnen naar een samenleving waarin ruimte is voor zowel scherpte als empathie. Waarin humor weer mag schuren, zonder te snijden. En waarin spreken geen risico is, maar een uitnodiging tot gesprek.