De honderden miljoenen euro's die het kabinet uittrekt voor het mbo gaan onder meer naar het vergroten van kansengelijkheid, meldt minister Robbert Dijkgraaf (Onderwijs). Ook moet de aansluiting van de mbo-opleidingen op de arbeidsmarkt beter en moet er meer ruimte komen voor onderzoek en innovatie. In het coalitieakkoord hebben de coalitiepartijen al afgesproken om structureel 200 miljoen te investeren in het mbo.

Om de kansengelijkheid te vergroten moet allereerst stagediscriminatie worden tegengegaan. Stagediscriminatie betekent dat een mbo-student wordt gediscrimineerd op basis van bijvoorbeeld afkomst, geloof, geslacht of opleidingsniveau. Eerdere maatregelen om discriminatie tegen te gaan hebben volgens Dijkgraaf te weinig opgeleverd. Bedrijven moeten studenten aannemen op basis van competenties en leerwensen. Daarvoor wil het kabinet een 'Stagepact' sluiten met het bedrijfsleven en met onderwijsinstellingen.

Verder wil het kabinet meer doen aan de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Zo vallen mbo-studenten uit door verkeerde studiekeuzes. Daarom wil Dijkgraaf dat opleidingen meer arbeidsmarktinformatie verstrekken. Voor studenten die behoefte hebben aan een brede oriëntatie denkt het kabinet aan een experimenteel oriëntatieprogramma. Daarmee kunnen mbo-studenten meerdere disciplines ervaren, voordat ze een definitieve studiekeuze maken.

Voor wat betreft de kwaliteit van mbo-opleidingen moet er meer aandacht komen voor het monitoren van basisvaardigheden als taal, rekenen en burgerschap. Ook ziet het kabinet een rol voor het mbo weggelegd in het doen van onderzoek. Docenten en onderzoekers moeten daarbij betrokken worden met beurzen of premies.

De plannen worden uitgewerkt in de 'Werkagenda mbo'. De resultaten daarvan worden na Prinsjesdag gepresenteerd.