Het aantal mensen dat werkt maar tegelijkertijd in armoede leeft, stijgt in Nederland. Van alle werkenden is 4,6 procent, ofwel zo'n 320.000 mensen, arm. Van hen werken er 175.000 in loondienst en 145.000 als zelfstandige. Dat meldt het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) in een rapport.
Om armoede te definiëren hanteert het SCP het zogenoemde 'niet-veel-maar-toereikend-criterium', gebaseerd op de minimale kosten van wonen, voeding, kleding en verzekeringen, plus nog een klein bedrag voor ontspanning en sociale activiteiten. In 2014 was de norm voor een alleenstaande 1063 euro per maand.
Sinds 1990 is het aandeel werkende armen gestaag toegenomen. Tussen 2001 en 2014 steeg het aandeel van 3,1 procent naar 4,6 procent. ,,In die periode is de teruglopende koopkracht van werknemers door de achterblijvende loonontwikkeling vermoedelijk de belangrijkste reden dat het aandeel werkende armen toenam. Ook de dalende winsten van zelfstandigen en toenemende werkloosheid in huishoudens speelden na de eeuwwisseling waarschijnlijk een rol. De groei van het aandeel zzp'ers verklaart een kleiner deel van de toename," aldus de onderzoekers.
Vooral zelfstandigen zonder personeel, werkende alleenstaanden en werkenden met een migratie-achtergrond (met name van Turkse of Marokkaanse herkomst) lopen een verhoogd risico arm te zijn. Werknemers zijn vooral arm doordat zijzelf en/of hun huisgenoten te weinig uren werken om genoeg inkomsten te genereren.
Zelfstandigen zijn vooral arm doordat ze per uur te weinig verdienen.
Volgens de onderzoekers schenken gemeenten in hun beleid relatief weinig aandacht aan werkende armen. Ze geven vaak aan dat ze deze groep moeilijk kunnen bereiken.
Europees gezien is in Denemarken het aandeel werkende armen met 3,5 procent het laagst, gevolgd door België (4,3 procent) en dan Nederland. In Duitsland is dat 9,4 procent en in het Verenigd Koninkrijk zelfs 12,4 procent. (ANP)